Al in de oudheid voelden Grieken en Romeinen zich aangetrokken door de kunst van de Egyptenaren. Deze 'egyptomanie' begon opnieuw in de Renaissance en duurt voort tot op de dag van vandaag. Een breed publiek is vertrouwd geraakt met sfinxen, obelisken, scarabeeën, cobra's en hiëroglyfen. Sinds Napoleon, de opening van het Suezkanaal en de ontdekking van het graf van Toet-anch-Amon hebben de farao's geen geheimen meer voor ons.
Michel Didier 2001
De eerste egyptomanen, liefhebbers van de kunst der farao's, zijn de Grieken
die onder Alexander de Grote het rijk aan de Nijl veroveren en er een paar eeuwen
blijven heersen. Zij zetten de eeuwenoude stijl voort, evenals de Romeinen die
het bestuur overnemen nadat de territoriale aspiraties van de laatste Griekse
koningin, Cleopatra, in rook zijn opgegaan. Ze bouwen tempels in de traditionele
stijl, verschepen vele obelisken naar Rome en richten daar grafmonumenten op
in piramidevorm.
Na de val van Rome is het een klein millennium stil rond Egypte, afgezien van
de mummies die om hun geneeskrachtige werking worden vermalen en in Europese
apotheken verkocht. De herleving van de klassieken in de Renaissance en de Barok
brengt een zwellende stroom Egyptische motieven met zich mee. Schilders larderen
Bijbelse voorstellingen van Jozef, Mozes en de vlucht naar Egypte met sfinxen
en piramiden. Beeldhouwers geven hun allegorieën van de wereldrivieren
(de Nijl) en de werelddelen (Afrika) papyrusplanten en een sfinxje mee.
De archeologische kennis is nog te gering om het oude Egypte werkelijk overtuigend
neer te zetten. De pseudo-hiëroglyphen die als versieringsmotieven dienen
zijn vaak erg speels en ver van de originele verwijderd. Het is pas Napoleons
veldtocht naar Egypte in 1798 die de stoot geeft tot de eerste pan-Europese
manifestatie van egyptomanie. De kunstenaars en geleerden die de Franse legers
begeleiden, leggen Egypte in al zijn vormen vast, van de boven het zand uitstekende
tempels tot de flora en fauna. De diverse aan Bonaparte opgedragen boeken die
hierover verschijnen zijn een doorslaand succes in heel Europa en talloze gebouwen,
interieurs, meubels, klokken en serviezen worden gedecoreerd met motieven ontleend
aan de prachtige illustraties.
Vanaf dit moment is Egypte niet meer weggeweest uit de Europese cultuur. Een
reeks gebeurtenissen geeft in de negentiende eeuw steeds weer aanleiding tot
een golf van egyptomanie, zoals de ontcijfering van de hiëroglyphen door
Champollion (1822), het oprichten van de obelisk van Loeksor op de Place de
la Concorde (1830), de weelderige Egyptian Court in het Chrystal palace op de
wereldtentoonstelling in Londen (1851) en de opening van het Suezkanaal (1869)
en de plaatsing van de obelisk van Alexandrië in Londen (1878).
Om het Suezkanaal groots te vieren geeft de onderkoning van Egypte, de khedive,
de componist Verdi opdracht een opera te schrijven. Verdi weigert, tot twee
maal toe. Dan wendt de khedive zich tot de egyptoloog Auguste Mariette met het
verzoek een libretto te schrijven dat het oude Egypte op authentieke wijze tot
leven brengt. Mariette is al sinds 1857 in Egypte en is door zijn spectaculaire
vondsten tot bey verheven. Inmiddels is hij directeur van de archeologische
dienst en het nog kleine museum in Cairo.Voor de wereldtentoonstelling in Parijs
in 1867 ontwerpt hij een Egyptisch paviljoen in authentieke tempelvorm en toont
er een selectie uit van zijn museum. Het wordt een immens succes en Mariette
heeft de grootste moeite zich de kooplustige keizerin Eugénie van het
lijf te houden. Voor zijn scenario gaat hij even scrupuleus te werk en als dit
in 1870 uiteindelijk aan Verdi wordt voorgelegd, stemt die eindelijk toe. Met
Aïda wordt de opera van Caïro in december 1871 officieel geopend.
Deze eerste enscenering van is uniek in zijn authenticiteit: Mariette weet als
geen andere de stijve beelden en wandschilderingen om te zetten in farao's van
vlees n bloed. Volgende uitvoeringen, eerst in Parijs in 1880, springen fantasierijker
om met kostuums en decors, op een typische fin-de-siècle-manier.
Steeds meer mensen komen in de gelegenheid om zich te omringen met egyptiserende
meubels en gebruiksvoorwerpen. De firma Liberty deponeert vanaf 1884 verschillende
modellen stoelen en krukken bij het Patent Office, direct gekopieerd naar Egyptische
meubels in British Museum. Een ervan, de 'Thebes Stool', slaat onmiddellijk
aan en wordt in grote aantallen geproduceerd tot het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog.
De Britten Christopher Dresser en Edward Godwin ontwerpen canapés met
de uraeus (het diadeem met de opgerichte cobra) en fauteuils met papyrusdecoratie.
De inspiratie komt vooral uit het Egyptian Court dat dan nog in het Chrystal
Palace staat. Vooral monumentale meubels komen vooral in aanmerking voor een
Egyptische aankleding, zoals piano's en schouwen.
Rond 1900 verdwijnt die monumentaliteit gedeeltelijk en maken bijvoorbeeld de
grote staande lampen plaats voor tafellampen. De versiering van de kleinere
objecten is intiemer, en een nieuw Egyptisch thema vervangt de sfinx: de scarabee.
De gebroeders Muller in Frankrijk en en Louis Comfort Tiffany in de Verenigde
Staten maken er geheimzinnige wachters van gemarmerd glas van. Edelsmeden tooien
colliers, broches, hangers en armbanden met mestkevers van goud, email en edelstenen.
Aparte vermelding verdienen de dasspelden die de elegante graaf Nissim de Camondo
laat vervaardigen bij de bijoutier-joaillier Frédéric Boucheron:
van de 55 spelden die hij nalaat zijn er drie met een scarabee versierd, van
saffier, toermalijn en jaspis. Ook René Lalique gebruikt de mysterieuze
kever, bijvoorbeeld in een hanger, omgeven door lotusbloemen. Zijn broche 'reine
égyptienne' combineert de populaire vrouwenkopjes met het voor de Art
Nouveau kenmerkende zwierige, lange haar met een vaag egyptiserende hoofdtooi
en een slang met opengeperde muil: de adder van Cleopatra? Of een mislukte cobra?
Zelfs gewetensvolle kunstenaars laten zich soms misleiden door de vele verhaspelingen
en misvattingen over het oude Egypte. Emile Gallé, later de onbetwiste
voorman van de Ecole de Nancy, maakt rond 1881 een viertal jardinières,
zeg maar luxe bloembakken van aardewerk. Het beest waarvan de naar voren gestrekte
vleugels de bak vormen, is een kruising tussen een slang en een vogel, blijkbaar
afgekeken van een eeuwenoude misconceptie van de cobra, door elkaar gehaald
met een valk, symbool van de god Horus. Gallé's valk is echter eerder
een vink of roodborstje met grote, vragende ogen. In de grootste van de vier
jardinières zien de koppen er wel roofvogelig uit, maar is de gevleugelde
zonneschijf, terzijde gestaan door cobra's, versierd met een breedvleugelig
insect in Gallé's favoriete Japanse stijl.
Kleine beeldjes op het dressoir worden in steeds grotere aantallen gemaakt en
verkocht. De gepatineerde en vergulde bronzen beeldenpaartjes van Emile-Louis
Picault stellen een Egyptische priester en priesteres (rond 1880) of koning
en koningin (rond 1900) voor, in een eigentijdse, bevallige interpretatie: ze
zijn overbewerkt, met veel plooien en accessoires, en zijn een beetje zwaar
uitgevallen. Ze lijken niet zozeer archeologisch geïnspireerd dan wel gekleed
zoals rond 1900 farao's op toneel gekostumeerd zijn. Coudray vervaardigt in
1893 een bronzen beeldje dat in een flinke oplage wordt gemaakt, getuige de
verschillende namen waaronder het wordt verkocht: 'Tahoser', 'Harpiste égyptienne',
'Prêtresse jouant de la harpe'.
In deze hoogtijdagen van alternatieve religies en occultisme zijn Egyptische
motieven uitzonderlijk populair bij verschillende esoterische verenigingen waar
opmerkelijk veel kunstenaars lid van zijn. De theosofie kent een voorname plaats
toe aan de cultus van Isis, als levenbrengende godin en incarnatie van de Natuur.
Het standaardwerk van madame Blavatsky heet 'Isis ontsluierd'. Veel Franse,
Belgische en Nederlandse kunstenaars brengen Isis in een Egyptisch decor, zoals
Jan Toorop en Willem van Konijnburg. Jan Verkade, die lid is van de Parijse
kunstenaarsgroep de Nabi's, gebruikt zelfs zo veel egyptismen in zijn schilderijen
dat hij 'le Nabi obéliscal' wordt genoemd.
De Vrijmetselarij kent al sinds de achttiende eeuw riten die zijn geïnspireerd
op abusievelijk overgeleverde faraonische rituelen. In de wereld zijn nog vele
zalen in overdadig egyptiserende vormen over, zoals die van de loges in Edinburgh,
Antwerpen en Brussel. Rond 1900 zijn vrijwel alle architecten lid van de Vrijmetselarij.
Ook Berlage ontwerpt een egyptiserende stoel.
Op 4 november 1922 legt de archeoloog Howard Carter de deur naar het graf bloot waar hij vijftien jaar naar gezocht heeft. Met zijn geldschieter Lord Carnarvon betreedt hij voor het oog van vele getuigen en camera's de in vergelijking met andere koningsgraven nauwelijks geplunderde schatkamer van Toet-anch-Amon. De meest onbenullige farao van het oude Egypte, die nog voor zijn zeventiende overleed, is in één klap de beroemdste Egyptenaar van de twintigste eeuw. Onderzoek in de jaren tachtig heeft uitgewezen dat Carter en Carnarvon het graf al eerder hebben betreden en het daarna weer zorgvuldig verzegeld, maar wat ze aan kleingoed in hun zakken hebben meegenomen is nooit achterhaald. In ieder geval sterft Carnarvon drie weken na de officiële betreding aan een muggenbeet, hetgeen 'de vloek van de farao' tot onverwoestbaar thema maakt, van een serie Hollywood-mummiefilms tot Kuifjes avontuur De sigaren van de farao uit 1932, waarin de wakkere held op een sarcofaag stuit met het opschrift: 'Lord Carnaval'.
Het nieuws van de spectaculaire ontdekking gaat als een lopend vuurtje de hele
wereld rond. Alle werkzaamheden rond de opgravingen worden sensationeel in de
publiciteit gebracht, van elke fase foto's gemaakt en in kranten rond de wereld
gepubliceerd. De Egypte-rage die daardoor ontstaat, infecteert alle facetten
van de mondaine wereld van het jazz-tijdperk.
In 1924 brengt de Parijse Folies Bergère een weinig verhullend spektakel,
genaamd 'Legenden van de Nijl', waarin danseressen struisveren gebruiken zoals
ze nog nooit gebruikt zijn. Modebewuste dames dragen Cleopatra-oorbellen en
een hoofdband en houden, om het helemaal af te maken, een luipaard aan een dunne
ketting. Bichara produceert obeliskvormige, kristallen parfumflesjes met slordig
gereproduceerde hiëroglyfen in een eveneens obeliskvormig kartonnen doosje.
Een nieuw fenomeen zijn de nécessaires voor de geëmancipeerde vrouw,
lichte tasjes met genoeg ruimte voor toiletspullen en een sigarettenetui. Cartier
vervaardigt deze 'vanity cases' in zwart-wit met parelmoer en onyx, met rode,
egyptiserende motieven van koraal. Bijzonder is de nécessaire 'Toutankhamon'
uit 1923, in de vorm van een sarcofaag met gegraveerd ivoren deksel, omzoomd
door smaragden, saffieren, onyx en briljanten en aan weerszijden een sfinx met
gezicht en poten uit smaragd gesneden. In 1925 koopt een Mrs. Blumenthal deze
extravagantie.
Al voor de Eerste Wereldoorlog vervaardigt Cartier egyptiserende sieraden, in
een grofbesnaarde stijl die zich afzet tegen de wervelende maar al te verfijnde
Art-Nouveau-sieraden, met contrasterende materialen als zwarte onyx en witte
platina, briljanten en diamanten.. Na de ontdekking van het graf van Toet laat
Cartier vrijwel zijn hele collectie van egyptiserende vormen en motieven voorzien.
Karakteristiek zijn de stevige kleuren die in grote vlakken met elkaar contrasteren,
vooral donkerblauw en groen, en de grove vormen. Gevleugelde scarabeeën
en lotusbloemen sieren hangers, ringen en hoedenspelden. Een geheel nieuw motief
is dat van de godin Sekhmet, een streng type met de kop van een leeuw. Cartier
maakt er broches en hoedenspelden mee, versierd met robijnen, briljanten, smaragden
en onyx. Grootste prestatie van het huis Cartier in de jaren twintig is de pendule
in de vorm van de poort van de tempel van Khonsoe (1927), gekleurd met lapis
lazuli en bloedkoraal.
In Engeland worden meubels vervaardigd van gedreven, gekleurd leer, voorzien
van gevleugelde zonneschijven, gezichten en profil en natuurlijk hiëroglyfen.
Ontwerpers als Pierre Legrain maken in Frankrijk egyptiserende stoelen en de
vloek van Toet dringt ook door in de ontwerpen van Eileen Gray, bijvoorbeeld
in de lotustafel die ze maakt voor de couturier Jacques Doucet in 1930 - wellicht
het mooiste Art-Déco-object met egyptische inspiratie. Tijdens de onvoorstelbare
gekte die de grote Toet-expositie in 1978 in Amerika omgeeft -erfenis van president
Nixon-, wordt ook de lotustafel weer opnieuw gemaakt. Natuurlijk worden van
meet af aan grafvondsten gekopieerd voor huishoudelijk gebruik, vooral de rijk
bewerkte troon van Toet, die het hele interbellum door in productie blijft.
Ook bij latere uitbraken van egyptomanie, tijdens Toet-anch-Amontentoonstellingen,
raken ze weer kort in productie.
De nieuwe stijl is geen exclusief voorrecht van de welgestelden: een eindeloze
reeks egyptiserende gebruiksvoorwerpen is in goedkope materialen als bakeliet
en plastic te koop. Ook de emaille kunstvoorwerpen die in de jaren twintig vanuit
Japan Europa en Amerika overspoelen, zijn met Egyptische motieven als lotus
en scarabee versierd. Mijlpalen van gekte zijn de mummiezeep (in een sarcofaagje)
en Amerikaanse citroenen van het merk King Tut. De jazz-babies dansen de Toet-foxtrot.
De 'Nijl-stijl' doet het vooral goed in de paleizen van het massa-amusement:
in een hagelwitte tempel schuifelt het naar glinsterende praal hunkerende publiek
onder de in neon oplichtende naam 'Luxor' door naar de met papyrus- en palmbladlampen
verlichte zaal om daar Claudette Colbert als Cleopatra zien, of Boris Karloff
als The Mummy. Het absolute toppunt in populistische smakeloosheid is Grauman's
Egyptian Theatre in Hollywood, dat uitpuilt van de lotus-, palm-, papyrus- en
cobramotieven en de onvermijdelijke hiëroglyfen. Een jaar eerder, in 1921,
opent de oudste nog bestaande bioscoop met 'égypto-décor' haar
deuren in Parijs: de Cinéma Louxor aan de Boulevard Magenta. Architect
Ripey gebruikt een veel terughoudender en accurater stijl dan Grauman, in een
soort gebouw dat niet alleen onbekend was aan de farao's, maar waar ook in de
twintigste eeuw nog geen traditie voor bestaat. Heel sterk wordt in die tijd
het onderscheid gevoeld tussen theaters en bioscopen: de ontwikkelde burgerij
bezoekt de eerste, terwijl de tweede het domein is van het ongeletterde massavermaak.
Heel openlijk wordt dan ook voor bioscopen de Egyptische stijl aangeraden, vanwege
de vertrouwdheid van het grote publiek met de Egyptische stijlkenmerken.
Carter begrijpt er allemaal niets van. Verontwaardigd wijst hij een verzoek
van een New-Yorks modehuis van de hand om voor een kwart miljoen dollar exclusief
de naam Toet-Anch-Amon te mogen gebruiken. In het vlaggenschip van de wolkenkrabber-déco,
het Chrysler Building in New York, zijn de liftdeuren ingelegd met kostbare
houtsoorten in de vorm van lotusbloemen. Aan de andere kant van de wereld wordt
de dode Lenin op Egyptische wijze gebalsemd en gemummificeerd. De vloek van
de farao treft Carter uiteindelijk pas in 1939.
Literatuur
Jean-Marcel Humbert (red.), Egyptomania: l'Égypte dans l'art occidental,
1730-1930, Parijs (Réunion des Musées Nationaux) 1994
James Stevens Curl, The Egyptian Revival. An Introductory Study of a Recurring
Theme in the History of Taste, Londen 1982