Op zoek naar de verloren tijd

zonnewijzers in Nederland

Menige tuin in Nederland is opgesierd met een zonnewijzer. In de laatste dertig jaar heeft het vervaardigen en plaatsen van deze archaïsche tijdsaanduiders een hoge vlucht genomen. Voor het aangeven van de tijd zijn quartzhorloges een stuk nauwkeuriger, en met de invoering van de zomertijd lijken zonnewijzers al helemaal gedoemd tot een decoratief maar nutteloos bestaan. Wat bewoog de Nederlanders eigenlijk tot het plaatsen van zonnewijzers in hun zonloze land?

Michel Didier 1993

Wat is precies een zonnewijzer? De ruimste definitie is dat het een werktuig is, dat met behulp van de zon de tijd aan kan geven. Zo'n ruime definitie is nodig, omdat het aantal verschillende typen zonnewijzers zeer groot is. De meeste hebben gemeen dat ze bestaan uit iets dat een schaduw werpt en iets waarop de schaduw valt. Er zijn echter ook zonnewijzers waarbij het zonlicht direct of via een spiegel op de cijfertjes valt.
In de oudheid gebruikte men de gnomon (wijzer) als schaduwgever, een staaf die loodrecht op de wijzerplaat stond. Na de middeleeuwen ging men over op de stilus (stijl), een schuin geplaatste staaf die in de richting van de poolster wijst, en die we waarschijnlijk aan de Arabieren te danken hebben. Om andere dingen dan alleen de uren aan te wijzen wordt de stijl voorzien van een bolletje of inkeping, die lijnen op de wijzerplaat aanwijst. Ook zonder zon kunt u nog wat aflezen op zo'n zonnewijzer: als u op uw horloge kijkt en dan langs de stijl op het betreffende uur, ziet u wanneer de zon opkomt, en als u weet op welke dag u leeft kunt u zien wanneer de zon opkomt. Tot en met de middeleeuwen gebruikt men voornamelijk zonnewijzers om de tijd af te lezen, in plaats de volumineuze en kwetsbare wateruurwerken. Vanaf zo'n jaar of 1500 komen mechanische uurwerken in zwang, zodat heksen ook weten wanneer het middernacht is en de Engelsen bij laaghangende bewolking hun thee kunnen gebruiken om klokke vijf. Deze constructies voldoen echter nog niet aan de hoogste eisen van betrouwbaarheid, zodat zonnewijzers nog een paar eeuwen in zwang blijven om de klokken te controleren. Rond 1800 werken de mechanische uurwerken zo goed dat dat niet langer nodig is en wordt de rol van de ouwe, trouwe zonnewijzer gereduceerd tot een louter decoratieve. Wel kunnen op meer uitgebreide wijzers allerlei astronomische gegevens afgelezen worden, maar doorgaans vormen ze een speels, 'romantisch' element in de tuin of tegen de gevel.
Verreweg de meeste zonnewijzers in Nederland zijn volgens de ons bekende uren ingedeeld. U dacht dat het vanzelfsprekend was dat een dag vierentwintig uren telt, en het twaalf uur is als de zon het hoogst aan de hemel staat? In vervlogen tijden kende men een indeling waarbij men begon te tellen bij zonsondergang; tegenover deze ´Italiaanse´ uren onderscheidde men de ´Babylonische´ uren, die begonnen bij zonsopkomst. De antieke tijdindeling verdeelde zowel de dag als de nacht in 12 uren, zodat de daguren 's zomers langer waren dan de nachturen en 's winters korter. Om de een of andere reden noemde men deze Horae inaequales of Ongelijke uren ook wel de ´joodse´ uren. Christelijker zijn de canonieke uren, de uren van de gebedstijden, waarbij het VI uur was (sext) op het midden van de dag. Op sommige kerken komt zo een uurverdeling voor.De enige zonnewijzer in Nederland die zowel Italiaanse als de Babylonische uren aangeeft is die van de Prinsenhof te Groningen, de meest uitgewerkte en wellicht de mooiste van het land.
Als de poort van de Prinsenhof in 1730 wordt vernieuwd, wordt daarop "een zonnewijzer geplaatst van een wakkere grootte, wiens gelijke van konst en uitvindinge in geheel Nederland niet te vinden zal zijn." Het vreselijk ingewikkelde apparaat is ontworpen door Jan Doornbusch en Gerrit Cramer, "twee treffelijke
Groninger konstenaren en groote beminnaren der wiskunde." Om de werking ook inzichtelijk te maken voor degenen die de wiskunde niet zozeer beminnen, voegen zij een uitgebreide maar helaas hier en daar wat cryptische gebruiksaanwijzing toe. Onder tegen de poort leest u bijvoorbeeld: De Schaduwe des Knops Komende Te Vallen op de Gouden Boogswijse Lynien Toont met Gouden Letteren de Opgang der Zonne
Ter Rechten en Haaren Onder Gank ter Linken Hant en in Het Midden Ter Rechten Hant de Lengte der Daagen.
Hierbij dient u te bedenken, dat de zonnewijzer zelf aan het woord is: links voor hem is dus voor de kijker rechts. Het gebruikersonvriendelijke maar fraaie werktuig is in 1953 op de oorspronkelijke plaats teruggezet en enkele jaren geleden voor tienduizenden guldens gerestaureerd.
In Nederland komen ook enkele bolzonnewijzers voor: stenen aardbollen met ingebeitelde meridianen en een platte, metalen instelring. U verschuift de ring tot de schaduw op zijn smalst is, en voilà!: het is weer borreltijd. Vrijwel alle bolzonnewijzers in ons land zijn in de achttiende eeuw vervaardigd, en daarvan is die in de tuin van Huize Morren in Oosterwolde met een doorsnede van 45 centimeter verreweg het grootst. Het is een schaduwbol, dat wil zeggen dat er niets geschoven hoeft te worden om de tijd af te lezen: die is tweemaal op de mooi ingekapte cijfers te zien, zij het een stuk minder scherp dan op een gewone bolzonnewijzer.
Het meest voorkomende type zonnewijzer is de verticale, die tegen een wand en precies in een windrichting wordt aangebracht. Ontelbaar veel gebouwen in Nederland zijn voorzien van een verticale zonnewijzer, waaronder natuurlijk veel kerktorens, die een simpele zonnewijzer aan de zuidkant hadden om er het uurwerk aan de andere kant mee te controleren. Een hele mooie staat vrij opgesteld in de tuin van Huize de Vijversburg in Zwartewegsend (gemeente Tietjerksteradeel), met dierenriembogen en bijbehorende tekens in een stenen lint dat om de cijferplaat is gedrapeerd.
De horizontale zonnewijzer is een variatie op de verticale, maar dan, u raadt het al, plat op de grond. Een bijzonder groot exemplaar rijst op uit de begraafplaats te Haren in Groningen. De Romeinse cijfers bestaan uit palmstruikjes en de stijl is een meterslange Mercuriusstaf. Deze opvallende zonnewijzer is gebouwd naar een model uit Den Nederlandschen Hovenier van J. van der Groen uit 1721.
Ingewikkelder maar eveneens veelgemaakt is de equatoriale zonnewijzer: de stijl staat in de richting van de poolster, dus loodrecht op de evenaar of equator; de schaduw glijdt gedurende de dag over het vlak met de tijdsaanduiding. Vaak zijn deze zonnewijzers dubbel, omdat de zon 's winters aan de andere kant van de evenaar staat. Het fraaie exemplaar in Echten heeft een schuin geplaatste ster bovenop: aan de onderkant geeft een klein wijzertje de tijd aan in de wintermaanden. Op de sokkel van dit barokke instrument zijn bovendien nog twee kubusvormige zonnewijzers aangebracht - eigenlijk acht verticale zonnewijzers. Ze zijn 45 graden gedraaid ten opzichte van elkaar, zodat liefst acht keer de juiste tijd te zien is - een wellicht overdadige controle van de zonnetijd.
De bekende huis-, tuin- en keukenzonnewijzers, de metalen met de vele hoepels die het zo goed doen tussen afrikaantjes en viooltjes, zijn equatoriale zonnewijzers van het type sphaera armillaris gnomonica, zegt u maar armillosfeer: armilla betekent hoepel en sfeer is bol. De vorm is afgeleid van die van de hoepelbol of astrolabium, een verstelbaar navigatie-instrument dat al in de oudheid werd gebruikt, maar in onze eeuw alleen nog in het Midden-Oosten om de precieze gebedstijden aan af te lezen: God wacht niet, en van Europese uurwerken hadden ze tot voor betrekkelijk kort geen hoge pet op.
De armillosfeer is makkelijk verplaatsbaar en wordt dan ook veelvuldig verplaatst, zodat een juiste plaatsing ten opzichte van de poolster en de zon niet vanzelfsprekend is: Doornbusch en Cramer zouden zich 180 graden omdraaien in hun graf. De grote populariteit van de armillosfeer, ook heden ten dage, is dan ook eerder aan zijn decoratieve kwaliteiten te danken dan aan een behoefte de juiste tijd af te lezen. Hetgeen ook lastig is, want, zoals gezegd, sinds de invoering van de Midden-Europese Tijd in de oorlogsjaren en de zomertijd in 1975, lopen de zonnewijzers in Nederland 's zomers een uur en veertig minuten achter. In de rijke tuinen van kasteel Twickel te Delden bevindt zich een flink aantal zonnewijzers, waaronder een prachtige, vergulde armillosfeer met ellipsvormige hulpschalen en prisma's. Bovendien zit er nog koket een tweede bolletje bovenop, die geen uurverdeling heeft en dus alleen ter versiering dient. Op het terras achter het kasteel staat een eenvoudiger uitvoering van dit type en verderop in de tuin prijkt nog een buxusheester, gesnoeid in de vorm van een armillosfeer.
In de rotstuin staat een marmeren horizontale zonnewijzer van Amsterdam makelij, waarschijnlijk daterend uit het begin van vorige eeuw. In de Franse tuin van Twickel bevindt zich tenslotte nog een horizontale zonnewijzer van brons op een stenen sokkel voor de oranjerie. De inscriptie: "Anno Dom. 1642 Ye Sunny Time", vat kort en goed samen waar het bij de hedendaagse zonnewijzer in Nederland om draait: hij geeft slechts de zonnige tijd aan, dus de momenten dat de tijd het minst belangrijk is. Misschien komt de grote populariteit van dit uit de tijd geraakte meetinstrument wel voort uit wishful thinking: weemoed naar de verloren tijd.

Origine 5/1993