Op het spoor van de wereldbouwers

Weinig mensen weten wat Vrijmetselarij inhoudt. Het gebruik van rituele voorwerpen bij geheime riten in soms schitterende 'tempels' is eveneens onbekend. En onbekend maakt onbemind: aan Vrijmetselaars werden afschuwelijke misdaden toegeschreven, tot kindermoord toe. In werkelijkheid waren de leden van de vele loges met scheppend werk bezig. Veel prominente kunstenaars waren 'Broeders' en alledaags ogende bouwsels hebben een maçonnieke oorsprong.

Michel Didier 1999

De Vrijmetselarij duikt als geheim genootschap voor het eerst op in Schotland, begin achttiende eeuw. De wortels worden vaak gezocht bij de middeleeuwse kathedraalbouwers, die in grote groepen meesters en gezellen van stad naar stad trokken en allerlei rituelen en gedragingen hadden die alleen aan ingewijden bekend waren. De Vrijmetselarij is echter geen voortzetting van die middeleeuwse gildenbroederschappen, maar eerder een herleving van hun idealen. De inwijdings- en bevorderingsrituelen zijn gebaseerd op mystieke interpretaties van verschillende oude tradities, vooral de Bijbel en het oude Egypte: in de traditie raken langzamerhand de figuren van Hiram, Noach, Mozes en Christus vermengd met Hermetisch-Egyptische ideeën.
Hiram is de legendarische architect van de tempel van Salomo. Hij wordt gedood door drie jaloerse gezellen (in drie klappen, met een hamer, een waterpas en een schietlood, bij verschillende deuren in de tempel), terwijl twaalf andere samenzweerders zich terugtrekken en de wereld verrijken met Geometrie en Architectuur.
De maçonnieke 'tempel' is volgens deze legende ingericht: aan de westzijde flankeren twee zuilen de ingang, aan de oostzijde (waar de bloedende Hiram zich heensleepte) bevinden zich de plaats van de Meester en de Bijbel. Deze oriëntering vinden we terug in veel ordenamen: de Nederlandse orde heet het Grootoosten, naar de Franse 'Grand Orient'. De oostwand van de Amsterdamse tempel draagt de woorden 'Des wetens end', dat wil zeggen de dood.
Noach is de bouwer (architect) van de Ark en daarmee redder van de mensheid. Mozes vertegenwoordigt natuurlijk de band tussen Egypte en het Oude Testament: in Egypte geboren, in de Nijl gevonden en tenslotte als aanvoerder van zijn volk naar Israël teruggekeerd. Tijdens de Renaissance, de hoogtijdagen van de mystiek, werd Mozes vereenzelvigd met de mythische Hermes Trismegistus, die in de oudheid de diepst mogelijke (Hermetische) wijsheden had opgetekend. Al in de zestiende eeuw stelden geleerden vast dat hij in de derde eeuw na Christus moet hebben geleefd en dus niet de auteur geweest heeft kunnen zijn, maar het geloof in de aartsvader van de alchemisten en Rozenkruisers bleef ongeschokt. Sterker nog, hij werd vereenzelvigd met Thóth, de god van de Egyptische onderwereld.
De zogenaamde 'grote mysteries' heten bedacht te zijn door de Grote Godin - de Magna Mater -, die niemand anders is dan de Egyptische godin Isis. Samen met haar echtgenoot (tevens broer) Osiris regeert zij over de wereld, totdat de verraderlijke Seth Osiris doodt, in stukken snijdt en over Egypte verspreidt. Isis zoekt de stukken bijeen en brengt haar man weer tot leven. De symbolische dood van Osiris is een parallel met die van Hiram en van Christus, die eveneens uit de dood herrijst. Het verband met de architectuur (de 'metselarij') is de identificatie van Isis-Osiris met de legendarische architect Imhotep, die de oudste piramide bouwde: die van Djoser in Sakkara. Imhotep is tevens de eerste architect uit de geschiedenis die we bij naam kennen. Logisch dus dat hij als aartsvader van de bouwkunst geldt en dat zijn afkomst is gemythificeerd: hij heet de zoon van de vuurgod Ptah te zijn, architect van het heelal, die in Egypte met het Alziend Oog werd afgebeeld. Dat oog, doorgaans in een driehoek, ontbreekt in weinig loges.
Veel van de vrijmetselaarsgebouwen (orde- en logegebouwen) zijn in Egyptische stijl gedecoreerd. Voor het beroemdste kunstwerk dat door de vrijmetselarij is geïnspireerd, de opera 'Die Zauberflöte' van Mozart, zijn talloze ensceneringen gemaakt in Egyptische stijl. De bekendste zijn de ontwerpen die de Pruisische hofarchitect Karl Friedrich von Schinkel maakte in 1816. Sfinxen, obelisken, pylonen en piramiden ontbreken niet en de tuin van Sarastro (=Zoroaster ofwel Zarathustra, de Perzische filosoof) in de tweede akte is een maanbeschenen eiland met een mausoleum in de vorm van een sfinx.
Voor de Münchense opera maakte Simon Quaglio eveneens Egyptiserende decors, geïnspireerd op de laat-Egyptische (Ptolemeïsche) Isistempel op Philae. Aan de pylonen die de ingang vormen gaat een paar obelisken vooraf, die fungeren als de twee legendarische maçonnieke zuilen, die symboliseren hoe de geheime kennis van vernietiging door Water en Vuur was gered. Alles wat Adam en Eva en hun afstammelingen hadden ontdekt, werd op de zuilen geschreven of erin verstopt. Ze worden ook vereenzelvigd met de bronzen zuilen van Salomo, gegoten door Hiram en versierd met granaatappels, zoals beschreven in de Bijbel.
Een van de beroemdste toepassingen van de twee zuilen is de Karlskirche in Wenen, ontworpen door de Vrijmetselaar Johann Fischer von Erlach. In de Vrijmetselarij is het oefenen van het geheugen om oude wijsheid en technieken te doen voortleven erg belangrijk. De Karelskerk is een grootse poging de herinnering van geschiedenis, legenden en verloren gegane bouwkunst van de Oudheid in één reusachtige, monumentale vorm te gieten.
De zuilen dragen doorgaans de letters B en J, wat staat voor Boaz en Jachin, respectievelijk Kracht en Wijsheid. In de maçonnieke traditie wordt soms een derde zuil toegevoegd, die van de Schoonheid. De driehoek (en het drietal) is namelijk een overheersende symbolische vorm: we vinden hem in de maçonnieke symbolen passer en winkelhaak terug, maar ook in de opstelling van attributen tijdens de rituelen. Ook andere geometrische vormen als rechthoek en cirkel komen vaak terug.
De Engelse architect John Wood ontwerpt midden achttiende eeuw het klassieke, classicistische centrum van Bath. Als ideale vorm kiest hij geometrische vormen als de cirkel en de halve cirkel voor de gigantische appartementsblokken die respectievelijk 'The Circus' en 'The Crescent' heten. Naar goed Engels gebruik worden er mystieke krachten aan toegeschreven: de halve cirkel komt via een rechte straat uit op 'The Circus' en vormt samen een vraagteken. Mysterie! Het kan dus haast niet anders of Wood bouwde de complexen op breuklijnen in de aardkorst waarboven wonderlijke dingen gebeuren.

In de achttiende eeuw raakt het maçonnieke gedachtengoed snel over Europa verspreid: allereerst in Engeland, waar vanaf 1717 het Vrijmetselaarschap vooral een privilege is van de Whigs, totdat de Tories een eigen loge stichten. Veel Engelse loges vinden in 1926 onderdak in het het Masonic Peace Memorial in Great Queenstreet in Londen, waarin liefst 23 tempels zijn gebouwd.
Op het vasteland slaan de principes van de Vrijmetselarij snel aan, zij het op plaatselijk verschillende wijze. In Den Haag wordt al in 1710 een eerste loge ingericht. In Frankrijk krijgt de Vrijmetselarij prestigieuze trekken als de hertog van Lotharingen in 1731 lid wordt. Sedertdien is het genootschap in de hoogste kringen doorgedrongen, wat in tal van kastelen en bijbehorende parken is te zien. Een bekend voorbeeld is het openbare park Monceau in het noorden van Parijs. Daar staan nog enige folly's in de vorm van antieke grafmonumenten, als overblijfsel van de 'romance' die de toneelschrijver Carmontelle aanlegde voor de Duc de Chartres, broer van Lodewijk XVI. De Duc was anglofiel en Grootmeester van de Grand Orient. In 1785 wordt hij Duc d'Orléans en Eerste Prins van den Bloede, en na de revolutie is hij gekend als Philippe-Égalité vanwege zijn sympathie voor de Revolutionaire idealen.
De idealen van de vrijmetselaars zijn eigenlijk tweeledig: ten eerste streeft men naar zelfontplooiing, ten tweede probeert men de wereld 'vooruit te helpen'. In 1778 wordt Voltaire geïnitieerd in de loge Negen Zusters van de Grand Orient, in de aanwezigheid van Benjamin Franklin en de Russische graaf Stroganoff. Tijdens de Franse revolutie en vooral tijdens Napoleons keizerschap is de complete Franse legertop, inclusief de broers van de keizer, lid van de Grand Orient. De soldaten die de Franse revolutie over Europa verbreiden, zien zichzelf als Lichtbrengers in een verduisterde, onverlichte wereld. Het heeft er alle schijn van dat Napoleon zelf ook vrijmetselaar was, hoewel hij op geen enkele lijst voorkomt en er ook geen concrete bewijzen voor zijn. Zijn familie wel - de mannen dan, want tot op de dag van vandaag is het vrouwen onmogelijk lid te worden van het geheime genootschap.

De steile, weelderig begroeide piramide in Parc Monceau heeft een zeer eenvoudige ingang , geflankeerd door primitieve figuren. Helaas is er van de rest niet veel meer over, maar uit oude plattegronden blijkt dat er een maçonniek 'parcours' in het park was. Een dergelijke 'route' vinden we in veel gebouwen en tuinen die maçonniek zijn ingericht. Het heeft te maken met de geheime rituelen die een lid of aspirantlid moet ondergaan ter inwijding, bevordering of verheffing tot Grootmeester. Eind achttiende eeuw kwamen er tientallen veelal exotische rituelen bij, waar steeds nieuwe voorwerpen en ruimten voor gemaakt moesten worden (In Nederland is het aantal rituelen opgelopen tot 33).
De bekendste inwijdingsrituelen, door de elementen aarde, water, vuur en lucht, zijn aanschouwelijk in 'Die Zauberflöte'. Vrijmetselarij was in Oostenrijk toegestaan, ondanks pauselijke tegenwerking. De hertog van Lotharingen, die met aartshertogin Maria Theresa was getrouwd, haalde keizer Karel VI (die de Karlskirche liet bouwen) over de Vrijmetselaars met rust te laten.
Mozarts maçonnieke muziek omvat cantates als 'Dir, Seele des Weltalls', 'Die Maurerfreude' en 'Maurerische Trauermusik'. 'Die Zauberflöte' is wellicht een poging om de Vrijmetselarij in een zo positief mogelijk daglicht te zetten in de bijzonder onzekere wereld van 1791. De Franse revolutie dreigt zichzelf te exporteren en er komt druk te staan op geheime genootschappen. Ondertussen gaan Vrijmetselaars gewoon door met het verlichten van 's mensens lasten: een zekere Dr. Guillotin vindt een machine uit om doodvonnissen op een menselijker manier te voltrekken. Helaas wordt zijn vinding op een onmenselijke manier gebruikt. Er is overigens wel gewezen op geometrische elementen in het ontwerp van de guillotine: de vierkante plaat met de ronde uitsparing voor het hoofd, en de driehoekige valbijl, die in die tijd ongetwijfeld meer mensen aan maçonnieke symboliek deed denken dan nu.
In de 'Zauberflöte' vertegenwoordigen Sarastro en zijn priesters, die de Egyptische Mysteriën beheren, de overwinning van Liefdadigheid en Vrijmetselarij op de krachten van bijgeloof en duisternis. De 'Koningin van de Nacht' is de personificatie van de katholieke kerk, die volgens Sarastro probeert met slinkse trucjes en bijgeloof het volk een rad voor ogen te draaien: 'Dieses Weib dünkt sich gross, hofft durch Blendwerk und Aberglauben das Volk zu berücken und unserm festen Tempelbau zu zerstören'. Schinkels ontwerp voor de 'Sternflammende Königin' is dan ook een Maria-achtige verschijning op een maansikkel, een beeld dat voor iedereen van barokke plafondschilderingen bekend moet zijn geweest. In Frankrijk en Oostenrijk trok men zich weinig aan van de pauselijke ban, maar in andere katholieke landen was de kans op vervolging zo groot dat Vrijmetselaars in het diepste geheim moesten opereren.

De Portugese stad Sintra bevat opmerkelijk veel architectonische zotternijen. Behalve het zestiende-eeuwse zomerpaleis der Portugese koningen staan er een Moors fort, een overspannen sprookjespaleis van de Duitse prins-gemaal Ferdinand II en een landschapspark met een kurken hermitage en een neogotisch-Moorse villa, gebouwd voor een excentrieke Brit. Daartussen staat een merkwaardige villa ('quinta') die tot voor kort een schimmig bestaan als hotel leidde. Nu zijn gebouw en park gerestaureerd en openbaar toegankelijk. De 'Quinta da Regaleira' is tussen 1904 en 1911 opgetrokken door de Italiaanse architect-decorontwerper Luigi Manini in hypernerveuze, neomanuelijnse stijl, dat wil zeggen: de typisch Portugese vorm van late gotiek.
Opdrachtgever is Antonio Augusto Carvalho Monteiro, die een paar jaar na de voltooiing plotseling vertrekt zonder een spoor achter te laten. Hijzelf of zijn familie hebben alle papieren vernietigd, zodat de betekenissen achter de villa en het symbolenrijke park niet met zekerheid zijn te geven. Toch duidt alles op een maçonniek gebruik van de tuin, waar een 'route' in is gemaakt. Na steil omhoog leidende paden, gelardeerd met mythologische sculpturen, staat de bezoeker voor een rotswand, waarin een geheime deur toegang geeft tot een diepe put, waarlangs een pad spiraalt (als in 'Die Zauberflöte'). De toegang tot de grot beneden vanaf het 'hemels terras' is gedecoreerd met draken en schelpen, die voor vuur en water staan, terwijl de grot zelf de aarde voorstelt. Verdere maçonnieke symboliek vinden we in de kapel, met binnen een Alziend Oog en metselaarsgereedschap, en buiten tegen de muur een miniatuur poortgebouwtje op een ruwe rots. Het vormen van ruwe steen tot gepolijste steen stelt in de maçonnieke belevingswereld de vorming van de mens voor tot tolerant, beschaafd, hulpvaardig en menslievend wezen.

Behalve de schrijvers Goethe, Walter Scott, Victor Hugo en Tucholski en de componisten Haydn, Liszt en Sibelius, waren ook tal van beeldend kunstenaars Vrijmetselaar. De Spaanse kubist Juan Gris bijvoorbeeld, de Belgische Symbolisten Jean Delville en Félicien Rops (die ook meteen maar satanist was) en art-nouveau-architect Victor Horta. In Nederland hebben de Broeders Pierre Cuypers (van Rijksmuseum en Centraal Station) en Willem Kromhout (van het American Hotel in Amsterdam) beiden een rol gespeeld bij de bouw van het Amsterdamse logegebouw, dat wel het mooiste van Nederland wordt genoemd.

Als de Vondelstraat in Amsterdam-Zuid nog weiland is, koopt architect Cuypers flinke percelen grond, die allengs meer waard worden. Een van die percelen verkoopt hij aan bierbrouwer Heineken, die er een 'Bier- en Koffiehuis' neerzet, ontworpen door Cuypers in de populaire chaletstijl. Het pand ernaast, 'Huize Vondel' wordt in 1904 bij het bierhuis getrokken en verbouwd door Kromhout voor de nieuw opgerichte Vrijmetselaarsstichting. Tot dan toe houden de Amsterdamse Vrijmetselaars in talloze panden in de stad hun bijeenkomsten, veelal in Odeon op het Singel en Krasnapolsky in de Warmoesstraat (de Pool Krasnapolsky is ook een Broeder).
Een tweede verbouwing in 1910-11, door Broeder P. Heyn, vernietigt de oorspronkelijke gevels van beide panden, die nu een Berlagiaans aanzien krijgen. Van de twee verbouwingen is in het interieur praktisch niets overgebleven, omdat het gebouw is opgeëist en verwoest door nazi's en de NSB. Vrijmetselarij is simpelweg verboden: in 1941 verschijnt een boekje met de veelzeggende titel 'Vrijmetselarij - een volksvijandige organisatie'. Alle maçonnieke ruimten - de tempel (de loge- of 'Blauwe Zaal'), de benedenvoorhof, de rode voorhof, de bibliotheek, de kamer van voorbereiding en de drie donkere kamers - dateren van rond 1950 en 1960. De enige uitzondering is de kapittelzaal, die als door een wonder aan de vernietiging is ontsnapt. Alleen al deze zaal uit 1904, met zijn fraaie neoklassieke plafond en pilasterorde, maakt van het Amsterdamse logegebouw de trots van de Nederlandse Vrijmetselarij. De luchters zijn geheel uit hout gesneden, van de meanders en de zwanen tot en met de schakelkettingen - een staaltje huisvlijt van een der Broeders.
Om de zijmuur van het gebouw te vrijwaren van verfspuitende vandalen, gaf de loge een paar jaar geleden opdracht aan een paar leerlingen van de graffitischool om de wand van een passende schildering te voorzien, tot misnoegen van behoudende buurtbewoners. Het is een hoogst originele voorstelling geworden, vol maçonnieke thema's als de zwart-wit-tegelvloer, de verwijzingen naar dood en wederopstanding en deviezen als 'Mind over Matter'. In het Engels natuurlijk.


Literatuur:
W. Kirk MacNulty, 'Freemasonry - a journey through ritual and symbol'
James Stevens Curl, 'The Art and Architecture of Freemasonry. An Introductory Study', Londen: B.T. Batsford, 1991
Evert Beekes, 'De Vondelstraat. Een maçonniek ontmoetingspunt sinds 1904', in: 'Thóth. Tijdschrift voor Vrijmetselaren', nummer 4, augustus 1996, en nummer 5, oktober 1996 (uitgave Maçonnieke Stichting Ritus en Tempelbouw, Den Haag)
Michel Draguet, 'Splendeur de l'idéal. Rops, Khnopf et Delville et leur temps'
Daniel Béresniak, 'Symbols of Freemasonry'

Origine 6, 1999